Evidence based les
Naam: Niels Anker
Studentennummer: 471387
Klas: ALO 2B
Datum: 10-11-2024
Challengebegeleider: D.J. van der Wal
Inhoudsopgave:
Inleiding
Praktijk vraagstuk
Theoretische kader
Onderzoeksplan
Conclusie onderzoek
Literatuurlijst
Bijlage 1
Bijlage 2
Inleiding:
Het doel van deze opdracht is, om een lesvoorbereiding te ontwikkelen die bijdraagt aan het oplossen van het praktijkvraagstuk. Hiervoor wordt er gewerkt met het CIMO-model om erachter te komen of het gewenste leerdoel behaald is. Voor de les aan heb ik onderzoek gedaan naar de beginsituatie van de klas. Ook heb ik 2 doelstellingen geformuleerd. 1 doelstelling is gebaseerd voor mijn eigen ontwikkeling en de andere voor de leerlingen.
Praktijk vraagstuk:
Is het mogelijk om de term vrijheid in gebondenheid succesvol toe te passen in mijn les vanuit de visie van het Praedinius? Met de visie van het Praedinius wordt bedoeld wat er in het vakwerkplan staat, hoe de leraren hiernaar handelen en hoe de leerlingen vrijheid willen krijgen in hun les. Hiervoor moest ik eerst onderzoeken hoe veilig de klassensituatie is, hoe hoog het zelf regulerende vermogen van de hoeveelheid bepaalde individuen in je klas is en in welke groepsfase de groep zich bevindt.
Ik heb gekozen voor een basketbal les (gestructureerde les) omdat dit een klas is waarbij je minder vrijheid en meer gebondenheid moet aanbieden. Wel is de klas zelfregulerend genoeg om verantwoordelijk om te gaan met de keuzemogelijkheden met wie ze willen samenwerken en op welk niveau.
Theoretische kader:
Vrijheid in gebondenheid
Als we dieper duiken op het stukje autonomie is het dus belangrijk om keuzemogelijkheden aan te bieden aan de leerlingen. In de lessen waarmee ik bezig ging met mijn persoonlijk ontwikkelingsplan ben ik erachter gekomen dat je ook te veel vrijheid kunt geven in de keuzemogelijkheden. Dit resulteerde op ongewenst gedrag. Hiermee wordt bedoeld dat ze afspraken en de regels niet nakwamen.
Om dit ongewenst gedrag te voorkomen moet je de term vrijheid in gebondenheid succesvol toepassen in je lessen. In mijn vorige praktijkonderzoek ben ik erachter gekomen wat de term vrijheid in gebondenheid inhoudt. Ook ben ik middels mijn vorige onderzoek erachter gekomen hoe je dit succesvol kunt toepassen in je les en hoe het Praedinius school breed hierin handelt. Daarnaast weet ik nu hoe de leerlingen hierop kijken en hoe hun zich hierbij voelen.
Hiervoor is het belangrijk om erachter te komen in welke mate de leerlingen de zelfstandigheid aankunnen. Je moet eerst kijken naar de volgende aspecten. Hoe veilig is de klassensituatie, hoe hoog is het zelf regulerende vermogen van de hoeveelheid bepaalde individuen in je klas en in welke groepsfase bevindt de groep zich.
Veilige klassensituatie
Veelal komen leerlingen in opeenvolgende jaren in een nieuwe klas terecht, of verandert de klas van samenstelling door het vertrek of de komst van leerlingen. Uit onderzoek is bekend dat in dergelijke nieuwgevormde sociale groepen de sociale hiërarchie opnieuw moet worden vastgesteld. Dit kan een gevolg hebben op de veilige klassensituatie (Pronk et al., 2020).
Een veilige klassensituatie is erg belangrijk. Je kunt namelijk een onveilige klassensituatie hebben op het sociale en fysieke vlak. Dit zie je terug in de vorm van pesten. Pesten wordt in wetenschappelijk onderzoek doorgaans gedefinieerd als een vorm van agressief gedrag waarbij één of meerdere leerlingen een ander opzettelijk en steeds opnieuw fysiek, emotioneel en/of materiele schade toebrengen, waarbij het slachtoffer zich moeilijk kan verdedigen (Huitsing et al., 2015).
Op het sociale vlak kun je een onveilige klassensituatie het best vertalen in relationele pestvormen (bijv. buitensluiten en roddelen) en of verbaal pesten (bijv. uitschelden en kwetsend taalgebruik). Als docent is het dus ook je plicht om actief op te treden bij knelpunten in de sociale klassendynamiek met bijvoorbeeld pesten. Ook op het fysieke vlak kun je een onveilige klassensituatie tegenkomen. Denk dan aan fysiek pesten (bijv. duwen en slaan) (Pronk et al., 2020).
Zelfregulerend vermogen
Zelfregulerend vermogen is het vermogen om zelfstandig te handelen, rekening houdend met de eigen capaciteiten (Van Vroonhoven et al., z.d.). Daarbij draait het om:
- het stellen van doelen en prioritering aanbrengen;
- zichzelf kunnen motiveren voor een taak;
- het plannen van een taak;
- reflecteren op de uitvoering van de taak;
- inzicht hebben in het eigen kunnen en de ontwikkeling daarvan;
- verantwoordelijkheid nemen voor het eigen handelen en de consequenties daarvan.
In het voortgezet onderwijs zie je dit voornamelijk terug in leerlingen die zichzelf reguleren in staat zijn hun eigen leerproces aan te sturen, te volgen en bij te sturen (Van Der Vegt, 2021). Leraren kunnen zelfregulering stimuleren, met de juiste balans tussen ruimte en structuur. Ze doen dit door keuzes bieden, instructie in leerstrategieën, procesgerichte feedback en geleidelijk loslaten.
Procesgerichte feedback
In mijn les wil ik voornamelijk de aandacht richten op de procesgerichte feedback. Procesgerichte feedback is gericht op het proces van begrijpen hoe de taak moet worden uitgevoerd. Ook is procesgerichte feedback een vorm van feedback die gaat over de strategie of aanpak die de feedback ontvanger aan het hanteren is. Hiermee krijgen deze feedbackontvangers bevestiging dat ze de juiste aanpak aan het volgen zijn of dat ze andere manieren moeten toepassen om tot antwoorden te komen (Bureau voor Progressiegericht Werken, z.d.).
Daarnaast is het relevant om te kijken welk type feedback effectief is: positieve of negatieve feedback. Negatieve feedback heeft een sterk negatief impact op mensen. Hun motivatie neemt ervan af en ze zijn geneigd om de taak of de situatie te gaan omzeilen. Vooral van positieve feedback gericht op het proces leren mensen (Bureau voor Progressiegericht Werken, z.d.).
(Feedback geven over de strategie om door de benen/laag te verdedigen of automatisch al meelopen tijdens het frontale tikspel)
Groepsfases
Groepsdynamica heeft te maken met hoe groepen zich ontwikkelen. Daarbij doorlopen zij verschillende stadia. Groepsvorming (forming) is het eerste stadium van de levenscyclus van een groep is; het is de fase van ‘elkaar leren kennen’, waarin positie en rollen nog niet zijn ingenomen, waarin elk lid de leertaken die hij/ zij moet uitvoeren verkent. Het is ook het stadium waarin interpersoonlijke relaties zich beginnen te ontwikkelen. Het volgende stadium is de conflictfase (storming), het is het stadium waarin mogelijk onenigheid en conflict optreden. Groepsleden kunnen onenigheid hebben om hun positie in de groep, de rollen die ze toebedeeld krijgen, over leiderschap en over wie moet wat doen. Ook kan er een discussie ontstaan over de regels in de groep: hoe moeten de leden zich gedragen en wat wordt er van hen verwacht? Als er consensus wordt bereikt en er rust is in de groep, gaat de groep over naar het volgende stadium. Dit stadium is de fase van normering (norming) en worden de groepsstructuren ontwikkeld; dat wil zeggen, dat de groepsnormen en -waarden duidelijk worden gecommuniceerd en dat elk lid weet welke rol hij of zij geacht wordt te vervullen. Daarnaast worden elkaars verwachtingen uitgesproken, welke de groepsdoelen zijn en hoe die aan te pakken. Het is de fase waarin interpersoonlijke relaties stabiel worden en groepscohesie zich begint te ontwikkelen, evenals een groepsidentiteit. Het daaropvolgende stadium is de performancefase (performing). Dit is de belangrijkste fase, omdat in dit stadium de groep is gerijpt en alle groepsleden zich richten op het samenwerken aan de groepsactiviteiten teneinde de groepsdoelen te bereiken. Het is de fase waarin er groepscohesie, een gevoel van saamhorigheid, een open sfeer en wederzijds vertrouwen is. Met andere woorden, de groep is in dit stadium een productieve groep (Open Universiteit & Kreijns, 2020).
Verdedigen bij basketbal
Door in evenwicht (laag en breed) te blijven, kun je snel reageren op de bewegingen en acties van de aanvallende speler. Een van de meest gestelde vragen van mensen is hoe dicht ze bij hun tegenstander moeten staan als ze verdedigen. Gemiddeld zou een speler ongeveer een armlengte van zijn tegenstander verwijderd moeten zijn. Dit betekent dat als je je hand recht uitsteekt, je de aanvallende speler net met je vingertoppen zou moeten kunnen raken. Dus blijf meelopen met je man zodat je tussen de bal en basket blijft. Ook is het van belang om uit te zoeken met welke hand de tegenstander dribbelt. Je wilt uiteindelijk de aanvaller naar zijn verkeerde dribbelkant sturen (Mac, 2023).
Basketbal is niet meer een sport zonder contact. Als er contact wordt gemaakt om een speler te beperken in zijn beweging, is dit een fout. Licht onbewust contact is geen fout. De 10 meest voorkomende fouten (Fédération Internationale de Basketball, z.d.).
- Ongeoorloofd gebruik van de handen: Als een speler contact maakt met zijn handen op een tegenstander als deze de bal probeert te spelen.
- Overmatig gebruik van de ellenbogen: Kan zowel aanvallend als verdedigend, als een speler de ellenbogen gebruikt om de ruimte die die nodig heeft te verkrijgen.
- Blokkeren: Elk soort contact tussen twee spelers, waarbij de vrije beweging van de tegenstander over het veld wordt verhinderd. (Principe verticale cilinder)
- Vasthouden: Als er persoonlijk contact wordt gemaakt met een tegenstander, waardoor hij niet vrij kan bewegen.
- Duwen zonder bal: Als een speler zonder bal tegen een tegenstander aan botst of omverloopt of duwen.
- Doordringen met bal: Als een speler met bal tegen een tegenstander aan botst of omverloopt, terwijl die het principe van de verticale cilinder toepast.
- Dubbelfout: Als 2 spelers tegelijkertijd een fout tegen elkaar maken. Balbezit is voor partij die balbezit had.
- Technische fout: Een technische fout is een fout zonder contact, zoals bijvoorbeeld schreeuwen, schelden, zeuren tegen scheidsrechters, bewust onsportief gedrag zoals spugen, uitschelden en discrimineren. Er is een B en C fout, Bank en Coach, coach moet na 2 C fouten of drie B fouten weg.
- Onsportieve fout: Een fout die niet wordt gemaakt met de bedoeling om de bal te spelen, of een fout met erg hard contact. Vasthouden van een shirt, duwen in de rug is ook een onsportieve fout. Een fout maken op een aanvaller die een fastbreak heeft en er geen spelers staan tussen hem en de basket, ook tijdens een schot, is een onsportieve fout. 2 onsportieve fouten is diskwalificatie. Na onsportieve fout worden 2 vrije worpen en zijkant voor partij die fout toegekend kreeg.
- Diskwalificerende fout: Een fout die zo zwaar of onsportief is dat deze aangemerkt kan worden dat de fout wordt gemaakt om allesbehalve sportief de bal te proberen te verkrijgen. Zo ook schoppen, slaan.
Practice teaching style
De rol van de docent bij deze stijl is om een vaardigheid of taak te demonstreren, gevolgd door een individuele of kleine groepssessie. Het biedt de student de mogelijkheid om individueel en privé beslissingen te nemen, terwijl de docent feedback kan geven op een persoonlijke en directe manier (User, z.d.). De Practice-stijl van lesgeven wordt gekenmerkt door de leraar die de volledige controle over de klas op zich neemt en duidelijke instructies geeft over wat er gedaan moet worden. De stijl houdt in dat de leraar de te leren vaardigheid demonstreert, mondelinge instructies geeft en feedback geeft op de prestaties van de student. De Practice-stijl is met name effectief wanneer studenten nieuw zijn in een vaardigheid of hun techniek moeten verfijnen. Een van de belangrijkste principes van de Practice-stijl is dat het op de docent is gericht. De docent neemt de leiding over de klas en geeft expliciete instructies over wat er gedaan moet worden, met minimale input van de studenten. Een ander principe van de Practice-stijl is dat het taakgericht is. De focus ligt op het ontwikkelen van specifieke vaardigheden of bewegingen, in plaats van op het spel of de sport als geheel. Tot slot wordt de Practice-stijl gekenmerkt door individualisering, aangezien de docent feedback en instructies geeft die zijn afgestemd op de behoeften van elke student (SemiColonWeb, z.d.).
Onderzoeksplan:
Voor mijn onderzoek wil ik erachter komen wat voor gedrag ik kan verwachten van de leerlingen. Ook wil ik erachter komen hoe de klassenveiligheid is binnen de klas waaraan ik les ga geven. Ook wil ik weten hoe het zelfregulerend vermogen is van de klas en in welk groepsfase ze zich bevinden.
Hiervoor heb ik verscheidene interviews afgelegd en zelf de klassen geobserveerd.
Conclusie onderzoek:
Klas 4A
Uit mijn interview met een leerling ben ik erachter gekomen dat de leerlingen specifiek weten wat er van hun wordt verwacht wanneer het gaat over positief gedrag. Het eerste wat ook werd genoemd was het samenwerken en het goed omgaan met anderen. De leerlingen weten dat sportiviteit en een ander niet vernederen wanneer die heeft verloren hierbij belangrijke punten zijn. De leerlingen sturen elkaar aan en zijn aardig tegen elkaar. Wanneer iemand minder vaardig is op het motorische niveau houden de leerlingen vooralsnog rekening met elkaar door elkaar mee te nemen en te stimuleren. Er is namelijk een groot verschil tussen leerlingen die heel veel sporten buiten de LO-lessen om en leerlingen die dus iets minder goed zijn op het motorisch niveau.
Het ligt heel erg aan de situatie bij deze klas in welke mate je vrijheid kunt geven. Wanneer je weet dat de klas meerdere afwezigen heeft en je dus een kleinere groep voor je hebt, dan zou je eventueel meer vrijheid geven en minder gebondenheid.
Wanneer je kijkt naar de klassenveiligheid is dit best verschillend. Er zitten meerdere jongens in de klas die graag fanatiek mee kunnen doen en dus bijvoorbeeld heel hard een bal kunnen gaan gooien. Daarnaast is het wel weer zo dat de leerlingen op een gezonde manier groepjes kunnen maken zodat eenieder op zijn of haar manier kan sporten (competitief en recreatief). Wel is het om deze reden dat de meisjes en jongens voornamelijk uit elkaar gaan wanneer er groepjes gemaakt moeten worden.
Elisa, Lieke, Joep, Hidde, Sidney kunnen soms erg fanatiek zijn tijdens de les, maar ze zijn dan nog zeker wel aanspreekbaar. Als je tegen ze zegt van ‘niet doen’ dan begrijpen ze het gelijk. Je moet het wel elke les weer opnieuw benoemen. De fysieke veiligheid moet je in je voorbereiding altijd al waarborgen door een veilige situatie te creëren in je opstelling. Daarnaast moet je ervoor zorgen dat de leerlingen niet alle vrijheid krijgen om de les te bepalen.
Literatuurlijst:
Tabelen:
(Tabel 1, CIMO)
(Tabel 2, Leeruitkomsten)
Bronnen:
Van Vroonhoven, E., Van Den Brink, M., & Noordhoff Uitgevers. (z.d.). Zelfregulerend vermogen stimuleren in Getal & Ruimte Junior. In Noordhoff Uitgevers. https://panamaconferentie.sites.uu.nl/wp-content/uploads/sites/22/2017/01/26-Vroonhoven-WEB.pdf
Van Der Vegt, A. L. (2021). Zelfregulatie en eigenaarschap in het voortgezet onderwijs. https://www.onderwijskennis.nl/sites/onderwijskennis/files/media-files/Thematisch%20overzicht%20Zelfregulatie%20en%20eigenaarschap.pdf
Pronk, J., Jongejan, W., Bosma, T., Goei, S. L., & Vrije Universiteit Amsterdam. (2020). Competentieversterking van Docenten met PestPlotter en Lesson Study: Samenwerken aan Sociale Veiligheid in de Klas. https://www.nro.nl/sites/nro/files/media-files/405-18-643%20Eindrapport.pdf
Huitsing, G., Gremmen, M., Oldenburg, B., Van Der Ploeg, R., Rambaran, A., & Veenstra, R. (2015). Anti-pestprogramma’s voor het voortgezet onderwijs: achtergronden, uitdagingen en een mogelijk effectieve interventie. In Remediaal (Vol. 3, pp. 8–14) [Journal-article]. https://www.rene-veenstra.nl/wp-content/uploads/2019/07/KiVaVO_Huitsing_Remediaal15.pdf
Schlundt Bodien, G. (2014). Progressiegerichte feedback. Progressiegerichte Feedback. https://progressiegerichtwerken.com/wp-content/uploads/2014/01/Progressiegerichte-feedback.doc1.pdf
Open Universiteit, & Kreijns, C. (2020). Online samenwerkend leren en social presence. https://research.ou.nl/ws/portalfiles/portal/32392009/Oratieboekje_Karel_Kreijns_web_20200317_def.pdf
Mac, C. (2023, 12 december). 47 Basketball Defense Tips (Become a Great Defender). Basketball For Coaches. https://www.basketballforcoaches.com/basketball-defense-tips/
User, S. (z.d.). teaching styles. https://shorturl.at/8UB0I.
SemiColonWeb. (z.d.). Practice Teaching style | The PE Project. https://www.thepeproject.com/practice-teaching-style.html
Dictionary.com | Meanings & Definitions of English Words. (2020). In Dictionary.com. https://www.dictionary.com/browse/discovery-method
Fédération Internationale de Basketball. (z.d.). Basketbal: Overtredingen en fouten. https://www.assistassen.nl/downloads/overtredingen_fouten-ouder_BB.pdf
|
CIMO |
Toelichting (beschrijf per fase wat je hebt gedaan) |
|
C ontext |
Tijdens vorige lessen is gebleken dat de klas ongewenst gedrag (weerstand, andere taken uitvoeren, laxe houding, etc.) kan vertonen, doordat ik als lesgever te veel vrijheid gaf in de keuzemogelijkheden. Deze verantwoordelijkheid konden de leerlingen niet aan. |
|
I nterventie |
In mijn praktijkonderzoek ben ik erachter gekomen wat de achterliggende gedachte is van vrijheid in gebondenheid. Ook ben ik erachter gekomen hoe het Preadinius hierna handelt en hoe de leerlingen hierop kijken. |
|
M echanisme |
Ik verwacht nu dat de leerlingen binnen de kaders blijven. Het zou logisch zijn dat dit gebeurt, omdat ik nu weet hoeveel vrijheid de klas gemiddeld gezien aankan. Ook weet ik wat de wensen zijn van de klas en hoe ik hierna moet handelen. |
|
O utcome |
Wanneer ik terugkijk naar mijn gegeven les waren er zeker nog verbeterpunten. Door de doceerstyle die ik heb toegepast heb ik alle kennis en didactische aanwijzingen kunnen benoemen en demonsteren. De doceerstyle heeft mij ook geholpen om de les zo te structureren dat de vrijheid die de leerlingen kregen beperkt bleef. Ik heb 1 keer Joep moeten aanspreken, omdat ik zijn aandacht niet kreeg bij een lesgewricht. Nu weet ik niet of dit iets te maken heeft met vrijheid in gebondenheid. Ik kan dus stellen dat het fijn was om deze doceerstyle toe te passen bij deze klas. Ik heb de leerlingen klassikale keuzes geven (keuze in samenwerking partner & niveau) maar ook individuele keuzes. Zo wouden 2 meiden naar de wc. De 2 meiden mochten van mij tijdens de oefenvorm naar de wc te gaan (vrijheid), alleen mochten zij niet tegelijkertijd naar de wc (gebondenheid). Uit het evalueren met de leerlingen bleek dat de oefenstof te makkelijk haalbaar was. Uit mijn eigen observatie bleek dat de leerlingen de didactische aanwijzingen wel begrepen en ook constant met hun man meeliepen en daardoor tussen bal en basket bleven. Wel vond ik dat 90% van de leerlingen te dichtbij of te ver van zijn man verdedigd. De afstand (armlengte) is dus iets om de volgende keer op door te gaan. Al moet ik wel zeggen dat het heel mooi was om te zien dat de intensiteit van het verdedigen erg hoog lag, terwijl dit normaal veel lager is tijdens een basketbal les. |
(Tabel 1, CIMO)
|
Leeruitkomsten |
Toelichting (beschrijf welke leeruitkomsten je op welke wijze wilt aantonen in dit product) |
|
1. Pedagogische bekwaamheid |
(Gedragingen 7) Door gebruik te maken van dit type doceerstijl en vrijheid in gebondenheid bied ik als docent een duidelijke methode aan met wat wel en niet mag in mijn les. |
|
2. Vakinhoudelijke bekwaamheid |
(Gedraging 3) Heb de lesdoel voor de les benoemt. Ook heb ik de lesdoel nabesproken en daar kennis over overgehouden |
|
3. Vakdidactische bekwaamheid |
(Gedraging 5) Ik heb gebruik gemaakt van een deel-deel-totaal methode en paste een passende methodiek toe. |
|
4. Bekwaam in samenwerken met collega's en omgeving |
(Gedraging 2) Ik heb gebruik gemaakt van een ander idee lesgeven. |
|
5. Bekwaam in vakmatige ontwikkeling o.b.v. onderzoekend vermogen |
(Gedraging 2, 3, 4 en 5) Mijn Leervraag is gebaseerd op een probleem waar ik tegen aanliep en waar ik meerdere malen feedback op kreeg. Ik ben actief bezig geweest om vrijheid in gebondenheid (leervraag) correct toe te passen in mijn les. Op de gegeven les heb ik een reflectie op geschreven middels het CIMO-model. |
|
6. Bekwaam in professionele ontwikkeling |
(Gedraging 1 en 2) Ik breng mijn ontwikkeling in kaart door te reflecteren op de les. Zo heb ik mijzelf ontwikkeld in het toepassen van vrijheid in gebondenheid. Ook werk ik evidence informed. |
(Tabel 2, Leeruitkomsten)
Feedback:
Bart Haddink:
Naomi veldman: